Vertaling Bijbel, Kanttekeningen SV, [], Mefiboseth, Sauls [46]zoon, kwam ook af den koning tegemoet; en hij had zijn [47]voeten niet schoongemaakt, noch zijn knevelbaard beschoren, noch zijn klederen gewassen, van dien dag af, dat de koning was [48]weggegaan, tot dien dag toe, dat hij met vrede wederkwam. 46. Dat is, kindskind. Want Mefiboseth was Jonathans zoon, boven, hfdst.9 vs.3,6, enz. 47. Hebreeuws, had zijn voeten niet gemaakt noch zijn knevelbaard gemaakt; dat is, [gelijk dit woord dikwijls elders genomen wordt] toegemaakt, bereid, toegeschikt. Vergelijk inzonderheid Deut.21:12. Dit waren alle tekenen van grote droefheid en rouw, die Mefiboseth had over Davids ongeluk, die hem zoveel goeds gedaan had. Vergelijk boven, hfdst.12 vs.20. 48. Van Jeruzalem, vluchtende voor Absalom.